19 december 2017

Facebook aan banden?


Het Centraal Planbureau doet voorstellen voor een vergunningstelsel met regels voor digitale platforms zoals Facebook, Google en Amazon. Aanleiding is de groeiende macht van de bedrijven achter deze sociale media. De overheid blijft achter met de regulering van deze giganten die in de praktijk, zeker in vergelijking met andere bedrijfssectoren, nog steeds volledig vrij spel hebben. Op Europees niveau wordt er al jaren over regelgeving gesproken. Duitsland wil een boete zetten op het niet snel genoeg verwijderen van haatzaaiende berichten.

Gezien de enorme macht van de bedrijven die de sociale media beheren is regelgeving zeker te verdedigen. 'Digitale platforms treden op als makelaar voor uiteenlopende diensten en producten,' schrijft het CPB, 'maar hebben één ding gemeen: zij ordenen informatiestromen tussen hun gebruikers.' Hoe dat precies werkt is voor de individuele gebruiker niet inzichtelijk. Maar er wordt in elk geval veel aan verdiend. En er zijn enkele verontrustende effecten voor het vrije verkeer van informatie zoals de verspreiding van nepnieuws via botnets en het ontstaan van filterbubbles.

De grote spelers op het gebied van sociale media hebben weinig te duchten van concurrentie. De klanten wisselen niet snel van platform, merkt het CPB op. Als er al sprake is van concurrentie zal dat er eerder toe leiden dat er nog slimmere strategieën worden ontwikkeld om advertenties binnen te halen. En niet in het voordeel van de klant: 'Concurrentie zal de risico’s rond informatieordening eerder versterken dan beperken.'

Vanwege de machtsongelijkheid tussen bedrijf en klant en het feit dat er te weinig waarborgen zijn om onbedoelde of ongewenste effecten van sociale media tegen te gaan beveelt het CPB een aantal beleidsmaatregelen aan.  Het gaat dan met name om het bevorderen van transparantie van de platforms en het aansprakelijk maken van de platforms voor schadelijke externe effecten.


Je kunt je natuurlijk afvragen of de Nederlandse overheid in staat is Amerikaanse multinationals iets voor te schrijven. Wie denkt dat dit een hopeloze exercitie wordt kan de voorstellen van het CPB meteen afserveren. Ik heb mijn twijfels, maar ga er vooralsnog maar even van uit dat ook individuele landen in dergelijke gevallen nog steeds iets kunnen betekenen. Nog afgezien van het feit dat pogingen tot regelgeving zoals die ook in Duitsland nu worden ondernomen een effect kunnen hebben op bovenstatelijke wetgeving, in de EU of het nog grotere verband van handelsakkoorden met de VS.

Het CPB ziet mogelijkheden voor regulering van sociale media via een vergunningenstelsel. Als je op die manier toezicht kunt houden op banken, zoals dat nu in de EU is geregeld, moet dat ook kunnen in het geval van bedrijven die in deze informatiemaatschappij in feite de belangrijkste maatschappelijke macht in handen hebben gekregen. Het vergunningenstelsel voor online kansspelen kan een voorbeeld zijn.

Een voorwaarde voor het verlenen van een vergunning zou kunnen zijn dat de platforms 'duidelijk kenbaar maken welk prioriteringsmechanisme zij gebruiken voor de volgorde en de manier waarop berichten verschijnen.' Meer transparantie dus en dat is absoluut urgent. Het vraagt om een kijkje in de keuken van Google, Facebook en anderen waar al decennia op wordt aangedrongen, tot nu toe zonder resultaat. Ook het recht op een verified account, waarvoor het CPB pleit, kan bijdragen aan meer transparantie. Lastiger vind ik de aanbeveling om informatie van politieke partijen 'of hun sponsoren' beter herkenbaar te maken. Ik zie niet goed hoe je zo'n regel zou kunnen handhaven. Verder vind ik het principiëel ongewenst dat de overheid zich mengt in de communicatie tussen burgers en hun politieke vertegenwoordigers.

Grote problemen zie ik bij het advies van het CPB om, net als in Duitsland, platforms te verplichten 'ongewenste of schadelijke berichten te (laten) markeren of filteren.'
Als het alleen over spam gaat wil ik zo'n verplichting graag accepteren. Maar 'discriminerende boodschappen' of 'nepnieuws'? Hoe ver gaat dat? De vorige regering heeft deze zomer het Duitse voorbeeld van de Netzwerkdurchsetzungsgesetz-NetzDG gelukkig nog afgewezen. De boetes die deze wet in het vooruitzicht stelt zullen er volgens de critici in de praktijk toe leiden dat de sociale mediabedrijven de grenzen van de vrijheid van meningsuiting gaan markeren zonder dat er een rechter aan te pas komt. En die grenzen zullen gezien de gestegen financiële risico's op een veilige hoogte worden gelegd.
De afwijzing van een dergelijke wet door de demissionaire Nederlandse regering met het argument dat zelfregulering de prioriteit heeft levert overigens eenzelfde probleem op. Het private bedrijfsleven krijgt de sleutel in handen voor het stellen van grenzen inzake publieke waarden. Natuurlijk kan de rechter in tweede instantie over omstreden zaken een uitspraak doen. Maar het is niet juist dat particuliere bedrijven als eerste normstellend gaan optreden in het informatieverkeer. Straks moeten we rechtszaken gaan aanspannen tegen Facebook omdat het preutse, risicomijdend bedrijf al te drastisch heeft ingegrepen in onze onderlinge communicatie.

Het CPB erkent deze problematiek ook. 'Als grote platforms te restrictief zouden gaan filteren, beperken zij de facto de vrijheid van meningsuiting.' Daarom zou de overheid 'precies [moeten] voorschrijven welke informatie een platform mag filteren of juist niet mag doorgeven.' Het staat er zo simpel. Maar het is een buitengewoon gevaarlijk advies dat botst met grondrecht van de vrijheid van meningsuiting. 'Niemand heeft voorafgaand verlof nodig om door de drukpers gedachten of gevoelens te openbaren, behoudens ieders verantwoordelijkheid volgens de wet,' luidt artikel 7 van de grondwet. Daar wordt aan toegevoegd dat de overheid regels kan stellen voor radio en televisie. Het CPB-advies zou kunnen worden gezien als een aanbeveling om daar het internet aan toe te voegen. Maar mag dat zover gaan dat de overheid precies gaat voorschrijven wat wel en niet mag? Wie is dan die overheid? De huidige regering? Of de volgende? Ik kan me niet voorstellen dat dit advies binnen de huidige rechtsstaat zonder problemen wordt overgenomen. 

Tegen een regeling van een nieuwe bedrijfstak die in een wildgroei fase verkeert kan niemand bezwaar hebben als daar het belang van de consument of in dit geval de informatiegebruiker mee gediend is. Maar dan wel graag binnen de grenzen van grondwettelijke burgerrechten. De uitingsvrijheid is een publiek belang, de grenzen daarvan dienen uitsluitend door een onafhankelijke rechter te worden bewaakt. Niet door de overheid en al helemaal niet door het bedrijfsleven.


Geen opmerkingen: