10 maart 2009

Tegenslag voor Hirsch Ballin


De Hoge Raad heeft vandaag iemand vrijgesproken die de islam beledigd heeft. Het nieuws haalde zelfs het Journaal omdat dit vonnis de kans op veroordeling van Wilders kleiner zou maken. De uitspraak van de Hoge Raad is echter ook interessant omdat de motivering van de rechters de plannen van Hirsch Ballin onderuit haalt om het verbod op groepsbelediging in het Wetboek van Strafrecht aan te passen. Die aanpassing moet er uit bestaan dat ook de belediging van een groep mensen via een gezamenlijke eigenschap, indirect dus, expliciet strafbaar wordt gesteld. Hirsch Ballin verdedigde begin november vorig jaar dit plan in de Kamer en sprak van een verduidelijking van het wetsartikel die beslist niet moest worden opgevat als een uitbreiding (en dus inperking van de vrijheid van meningsuiting). Hij leek toen een meerderheid in de Kamer achter zich te krijgen.
Het vonnis van de Hoge Raad van vandaag geeft aan dat het huidige artikel 137c niet slaat op belediging van het geloof. Ik citeer uit het persbericht: "Dit artikel stelt niet strafbaar het zich beledigend uitlaten over een godsdienst, ook niet als dat gebeurt op zo’n manier dat de aanhangers van die godsdienst daardoor in hun godsdienstige gevoelens worden gekrenkt. Deze wetsbepaling moet volgens de wetsgeschiedenis beperkt worden uitgelegd. De uitlating moet onmiskenbaar betrekking hebben op een bepaalde groep mensen die zich door hun godsdienst onderscheiden van anderen. De enkele omstandigheid dat grievende uitlatingen over een godsdienst ook de aanhangers krenken is niet voldoende om van beleding van een groep mensen wegens hun godsdienst te spreken.Het hof heeft geoordeeld dat de verdachte zich met zijn poster met daarop de tekst “Stop het gezwel dat Islam heet” onnodig grievend heeft uitgelaten over de Islam. Het hof heeft daaraan de gevolgtrekking verbonden dat “gezien de verbondenheid tussen de Islam en haar gelovigen” deze uitlating reeds daardoor ook beledigend is voor “die groep mensen die de Islam belijden”. Het hof heeft daarmee een te ruime uitleg gegeven aan de in art. 137c, eerste lid, Sr voorkomende uitdrukking “een groep mensen wegens hun godsdienst”. Daarom heeft de Hoge Raad de uitspraak van het hof vernietigd en de verdachte van het hem tenlastegelegde vrijgesproken."
Grievende uitlatingen over een godsdienst zijn niet voldoende om iemand te veroordelen voor het beledigen van de bevolkingsgroep die die godsdienst aanhangt. Dat kan toch niet anders geïnterpreteerd worden dan dat de indirecte weg van de groepsbelediging niet in het bestaande artikel is opgesloten en dat een aanpassing die die indirecte weg wel expliciet noemt een uitbreiding van de strafbaarheid is, een inperking van de vrijheid van meningsuiting, en niet een verduidelijking van het wetsartikel.
Het plan van de minister om gelovigen op die manier toch nog een extra bescherming te bieden tegen krenkende uitingen na de afschaffing van het verbod op godslastering lijkt tot mislukken gedoemd. En dat is maar goed ook. Aanzetten tot discriminatie, haat en geweld tegen een bevolkingsgroep, waarvoor Wilders ook vervolgd wordt trouwens, kan een reden zijn om de vrijheid van meningsuiting te beperken. Dan gaat het immers niet meer over zomaar een mening maar over een aanval op mensen, op hun bestaan, hun gelijkwaardigheid. Het krenken van andersdenkenden vanwege hun gedachten, hun boeken of hun symbolen is van een heel andere orde. Dat is onfatsoenlijk en storend voor de goede verhoudingen in de maatschappij, maar zoiets moeten mensen onderling kunnen oplossen, daar heeft de strafrechter geen rol.

,

1 opmerking:

Anoniem zei

Dank voor de duidelijke analyse, Jos.