23 oktober 2007

Verbod op godslastering is in strijd met de grondwet


Ondanks dat een meerderheid in de Tweede Kamer voor opheffing van het verbod op godslastering is zal het bestaande, reeds lang slapende artikel 147 in de strafwet niet geschrapt worden door deze regering. Het is een puur symbolische kwestie. "Strafbepalingen in het Wetboek van Strafrecht ontlenen hun bestaansrecht niet aan het aantal malen dat zij wordt gebruikt," zegt het kabinet op gezag van Minister van Justitie Hirsch Ballin. "Een strafbaarstelling heeft ook een belangrijke normstellende functie. Artikel 147 van het Wetboek van Strafrecht drukt uit dat het in het belang van de samenleving is om rekening te houden met het gegeven dat mensen niet alleen ernstig gekwetst kunnen worden door iets over henzelf te zeggen, maar ook over wat hun heilig is. In deze zin is de strafbaarstelling van godslastering te beschouwen als het sluitstuk op de bescherming die bijvoorbeeld de strafbaarstelling van discriminatie biedt."

Die laatste zin roept vragen op. De bescherming tegen discriminatie is verdedigbaar en wordt in de Nederlandse samenleving breed gedragen. Discriminatie van groepen op grond van hun geloof, etnische herkomst of seksuele voorkeur kan de kwaliteit van het leven van mensen ernstige schade berokkenen (angst, isolement, geen werk). Discriminatie kan op den duur ook ontwrichtend werken in de samenleving. Het is een belangrijke bron voor conflicten en in het geval van opzettelijk haatdragende en tot geweld oproepende uitingen tegen deze groepen mag een beperking van de uitingsvrijheid dan ook niet uitgesloten worden.
Maar welke functie heeft de bescherming van "wat hun heilig is" bij discriminatie? Wat heilig is voor iemand kan ik niet anders interpreteren als gedachten of symbolische uitingen daarvan. De vraag is dan of het op de weg van de overheid ligt om bepaalde gedachten te beschermen. Voor een gelovige is God heilig, niet-gelovigen hebben weer andere heiligheden. We mogen toch niet verwachten dat de regering zich daar allemaal om gaat bekommeren. Maar waarom beschermt ze dan wel de heiligheid van God?
Het is waarschijnlijk niet gemakkelijk te aanvaarden voor onze christelijke politici, maar in een seculiere staat hoort geloof behandeld te worden als alle andere manieren van denken. En het denken is vrij. Dat de een zijn gedachten als heilig beschouwt terwijl de ander er maling aan heeft mag geen rol spelen. Alle gedachten zijn vrij en behoren door de overheid beschermd te worden. Godslastering verbieden is niets anders dan het voortrekken, discrimineren van een bepaalde gedachte. Dat verbod hoort dus niet in de strafwet thuis, zelfs niet als het puur symbolisch blijft. Want het symboliseert een aantasting van de vrijheid van denken (en dus ook van godsdienst) en van de vrijheid van meningsuiting. En het is strijdig met ieders gelijkheid voor de wet.
,

Geen opmerkingen: